Passen, meten, maaien


Het beekdal van de Vledder Aa is een gevarieerd landschap met een hoge biodiversiteit. Om dit in stand te houden, is het belangrijk om regelmatig te maaien. Dat is een stuk gecompliceerder dan het lijkt. Widmar van der Meer,  boswachter in het Drents-Friese Wold, vertelt waarom het maaien van deze graslanden belangrijk en tegelijk ingewikkeld is. “Eigenlijk houden we geen natuur, maar een oud, zeer divers cultuurlandschap in stand.”

Honderd jaar geleden maaiden boeren heel organisch. Niet al het gras ging in één keer van het land. Sommige stukken werden vroeg in het jaar gemaaid, andere later. Dit zorgde voor een grote biodiversiteit, veel verschillende bloemen, insecten en vogels. Door ontwatering werd het gebied minder nat.  De komst van grote machines en een drogere grond, maakte het mogelijk om al het land in één keer te maaien. Daar zijn ze rondom de Vledder Aa inmiddels vanaf gestapt. “Het is niet perse makkelijker om niet alles in één keer te maaien, maar het is belangrijk om de biodiversiteit hoog te houden”, vertelt Widmar. “Veel vogels broeden op de grond en niet allemaal in dezelfde periode.  Ook niet alle planten bloeien tegelijkertijd. Als we maaien voordat er zaad bij bepaalde planten is ontstaan,  komen die planten het jaar erop niet terug. Als we dat blijven doen, houden we uiteindelijk een monotoon landschap over, waarmee we ook de vogels en insecten verliezen.”

Foto: de witte delen in het veld zijn gemaaid, dit is het resultaat van het maaibeheer.

Mozaiek van gemaaide grond

Het is maatwerk om te zorgen dat de flora en fauna genoeg tijd krijgen om te groeien. “Voordat we kunnen maaien, kijken we waar de vogels broeden en welke planten er bloeien. Daar rolt een kaart uit waar precies op staat waar gemaaid kan worden en waar niet. Dit verandert constant, dus iedere twee á drie weken gaan we opnieuw het veld in om te kijken welke plekken op dat moment gemaaid kunnen worden. Zo gaan we het hele gebied door. Uiteindelijk ontstaat er een soort mozaïek van vroeg, laat, of helemaal niet gemaaid grasland”, vertelt Widmar.

Zodra het mooi weer is, melden de pachters zich bij Staatsbosbeheer.  Widmar en andere onderzoekers bekijken het gebied en zetten met stokjes precies af waar gemaaid mag worden. “Als agrariër moet je hier mee om kunnen gaan, het is heel tijdrovend, ook voor ons. Er zijn stukken die we zelf maaien omdat de grond te nat is voor reguliere machines. We werken met aangepast materiaal, soms zelfs met rupsbanden.” Toch vindt Widmar het alle moeite waard. “Dit is de manier om een hoge biodiversiteit te krijgen en een mooi, half open beekdallandschap te behouden. De planten, de dieren, daar doen we het uiteindelijk voor. En voor het oog natuurlijk.”