Essen, marken en woeste gronden: het cultuurlandschap van de Havelterberg


De cultuurhistorie van de Havelterberg is grofweg te verdelen in drie periodes: het esdorpenlandschap, de Fliegerhorst Havelte en de periode van ontginning en ruilverkaveling. In een serie artikelen behandelen we iedere periode. We beginnen met het esdorpenlandschap, een tijd waarin dorpsnamen verwezen naar plekken in de omgeving en markegenoten de dienst uitmaakten.

Het Drentsche esdorpenlandschap is in de vroege middeleeuwen ontstaan. Tijdens deze periode werd onder andere het feodale systeem van grootgrondbezit en belastingen ingevoerd. Hierdoor maakte het prehistorische landbouwsysteem plaats voor het esdorpenlandschap. Dit agrarische systeem bestaat uit een aantal vaste onderdelen: het dorp, de es (akker), het beekdal en de woeste gronden. Over het beheer en gebruik van het landschap werden per dorpsgebied (marken) afspraken gemaakt door de grondeigenaren (markegenoten).

Havelte: hooggelegen veld

Ons plangebied ligt binnen de historische marke van Havelte. Deze bestond uit een cluster van verschillende buurschappen, die rond de Eursinger binnenesch lagen: Hesselte (Darp), Busselte, Eursinge en Havelte. Daarnaast ligt in het westen van de marke de agrarische veenontginning Veendijk. Hesselte is de oudste kern binnen de marke en bestaat al sinds de 13e eeuw. De buurschap Havelte is pas in de 14e eeuw ontstaan, toen tussen Hesselte en Uffelte een kerk werd gebouwd. De namen van de plaatsen verwijzen in de meeste gevallen naar de begroeiing. Zo verwijst Hesselte naar hazelaars, Busselte naar een klein bosje en Havelte waarschijnlijk naar een hooggelegen veld. Het achtervoegsel elte is een samenvoeging van helling en heide of (open) bos. Eursinge duidt op een nederzetting aan de overkant van de es.

Binnen de Marke van Havelte lagen verschillende akkercomplexen. De grotere, collectieve akkercomplexen werden meestal es genoemd. De kleinere, van oorsprong individueel beheerde akkers werden kampen genoemd. Een voorbeeld hiervan is de Meerkamp in ons plangebied. Vanaf de middeleeuwen werden de essen en kampen bemest via het potstalsysteem. Hierbij werd de mest van het vee opgevangen in een verdiepte potstal. Door de jaren heen kwamen deze akkers steeds hoger in het landschap te liggen.

Heidevelden en stuifzand

Door plaggen en overbegrazing veranderden de woeste gronden in heidevelden, soms zelfs in stuifzanden, zoals te zien is ten oosten van het plangebied. In de natte delen werd zudden (heideturf) gestoken en werden van lange struikheide en bente (pijpenstrootje) bezems gemaakt. Pijpenstrootje werd ook gebruikt bij de productie en het schoonmaken van pijpen en het vlechten van manden en bijenkorven. Deze werden ’s zomers op de heidevelden gezet.

In de negentiende eeuw veranderde deze manier van “boeren”. De heidevelden werden verdeeld onder de markegenoten. Het duurde nog tientallen jaren voordat de ontginning werd gestart, omdat er lang niet altijd voldoende mest was. Met de komst van kunstmest, aan het begin van de negentiende eeuw, werd er echt een begin gemaakt met de ontginning. De woeste gronden veranderden langzaam in weiland, bouwland en naaldbos. Rondom ons plangebied zijn vanaf het begin van de twintigste eeuw ontginningen te zien, zoals op de kaart uit 1930.